Artsenwijzer Diëtetiek
Voedselovergevoeligheid

VOEDSELOVERGEVOELIGHEID

 


Voedselovergevoeligheid zuigelingen en zogende moeders  pdf

Algemeen:

Behandelend arts en behandelend diëtist geven adviezen over volledige zuigelingenvoeding gedurende eerste 4 maanden en adviseren vóór de leeftijd van 4 maanden geen bijvoeding aan de zuigeling te geven.

 

Voorkeursmoment voor verwijzing naar de diëtist:

bij voorkeur naar een diëtist met specifieke deskundigheid van voedsel allergie en kinderen


kind

  • bij start eliminatiedieet
  • bij  keuze van volledige koemelkvrije zuigelingenvoeding ten aanzien van de hydrolyseringsgraad (wei-eiwit, caseïne of aminozuren)
  • bij starten van de introductie van bijvoeding vanaf 4 maanden
  • bij problemen met de introductie van bijvoeding
  • bij twijfel over de volwaardigheid van de huidige voeding zowel in de diagnostische als therapeutische fase
  • Bij een hulpvraag van de ouders over het dieet
  • Wanneer er sprake is van matig tot ernstig (TIS score >3) eczeem welke niet onder controle te krijgen is met lokale corticosteroïden kan de start van een eliminatie dieet geïndiceerd zijn

 

zogende moeder

  • Bij start koemelkvrij dieet
  • Bij  twijfel over de volwaardigheid van het dieet van de moeder
  • Bij ongewenst gewichtsverlies
  • Bij terug lopende borstvoeding of kans op stoppen borstvoeding vanwege het eliminatie dieet
  • Bij een hulpvraag van de moeder 

 

Relevante gegevens voor de diëtist:

Diagnose:  

  • (verdenking) voedselallergie of intolerantie met vermelding van (verdachte) allergenen en eventuele co morbiditeit en/of differentiaal diagnose

 

Symptomen: 

  • Maag-darmkanaal: braken, gastro-oesofagale reflux, diarree, obstipatie, bloed bij de ontlasting, voedselweigering
  • Huid: constitutioneel eczeem, urticaria, vluchtig exantheem, jeuk en angio –oedeem.
  • Luchtwegen: rinoconjunctivitis, bronchusobstructie 
  • Algemeen: kolieken, onrust en ontroostbaar huilen, groeivertraging, anafylaxie, 
  • Laboratoriumgegevens: indien bepaald huid(prik)testen, specifiek IgE voor voedingsmiddelen en inhalatieallergenen
  • Medicatie: antihistaminica, cromoglycinezuur, corticosteroïden, luchtwegverwijders, adrenaline
  • Overig: groei zuigeling en  gewicht(sverloop) moeder,  erfelijke belasting atopie

 

Doelstelling behandeling diëtist:

  • Verminderen van de symptomen
  • Handhaven en/of bereiken van een volwaardige en leeftijdsadequate voeding.
  • Objectiveren van de verdenking allergie middels gestructureerde anamnese, open of dubbelblinde placebo gecontroleerde voedselprovocatie of thuisintroductie


Dieetkenmerken:

Kind

  • Eliminatie van (verdachte) allergenen
  • Bij zuigelingenvoeding een intensief gehydrolyseerde volledige zuigelingenvoeding op basis van wei-eiwit, caseïne, of vrije aminozuren 
  • Vanaf 4 maanden introductie vaste voeding, hetgeen van belang is voor de  ontwikkeling van smaak en mondmotoriek
  • Voor moment van introductie van potentieel allergene voedingsmiddelen geldt: 
  • Tarwe vanaf 4 maanden en soja vanaf 6 maanden. Voor overige voedingsmiddelen zoals ei, pinda,  noten, vis, schaal- en schelpdieren is geen norm gesteld. Gezien de uitkomsten van de LEAP studie is er geen reden meer om de blootstelling aan deze producten uit te stellen en lijkt het raadzaam de producten juist vroeg te introduceren en in kleine hoeveelheden met regelmaat aan te bieden


Zogende moeder 

  • Eerste keuze is borstvoeding, waarbij de moeder een volwaardige voeding gebruikt. Op indicatie kan een melkeliminatie worden voorgesteld.


Behandeltijd:

  • zorgniveau 3, zie ’werkwijze diëtist’.

 

Bijzonderheden:

  • Tussen 4 en 6 maanden is de rol van bijvoeding beperkt en mag dit geen vervanging van borst- en of kunstvoeding zijn.
  • Het starten van bijvoeding op de leeftijd van 4 maanden heeft een positief effect op de smaakontwikkeling, mondmotoriek en het voorkomen van allergie. Tot de leeftijd van 6 maanden gaat het om kleine hapjes en is de voedingswaarde van de bijvoeding niet van belang.
  • Soja kan vanaf de 6 maanden geïntroduceerd worden als bijvoeding. Vanaf de leeftijd van 1 jaar als vervanging van melk.
  • De specifieke anamnese levert een bijdrage aan de diagnostiek van voedselovergevoeligheid. Om te komen tot een gestructureerde behandeling is er een  inventarisatie van: 
    • klachten in relatie tot ervaringen met  het verdachte voedingsmiddel 
    • redenen van overgaan naar een andere voeding
    • redenen voor het (nog) niet introduceren van bepaalde voedingsmiddelen. 
  • De verdenking allergie dient geobjectiveerd te worden na eliminatie van minimaal 4 weken bij duidelijke afname van klachten middels een dubbelblinde placebo gecontroleerde voedselprovocatie. Indien deze niet beschikbaar is kan gekozen worden voor een open provocatie. Bij milde klachten van koemelkallergie kan de provocatie in de 1ste lijn worden uitgevoerd. Bij ernstige klachten van koemelkallergie, bij andere allergieën en na het eerste levensjaar dient de provocatie in de 2de lijn plaats te vinden.
  • Sensibilisatie onderzoek (specifiek IgE voeding en huidpriktest) wordt in de 1ste lijn afgeraden.
  • Een uitgebreid eliminatie dieet bij een zogende moeder heeft een verhoogde kans op het vroegtijdig stoppen met de borstvoeding.
  • 80% van de kinderen met koemelkallergie is voor het 2e levensjaar hiervoor tolerant.

 

Bronnen:

Richtlijn Diagnostiek van Koemelkallergie bij Kinderen in Nederland, NVK 2012

 

JGZ richtlijn Voedselovergevoeligheid 2013

 

NHG standaard voedselovergevoeligheid 2010 

Werkboek kinderallergologie maart 2014 van de sectie kinderallergologie van de NVK 

NHG Standaard Voedselovergevoeligheid 2010

Randomized trail of peanut in infants at risk for peanut allergy George du Toit N Engl J Med 201:372:803-813|February 26,2015

 

De actualisering van Voedselovergevoeligheid bij zuigelingen en zogende moeders is gerealiseerd door Jeanne de Jongh, diëtist Diëtistenpraktijk Andermaal en Albert Schweitzerziekenhuis en Irene Herpertz, kinderdiëtist Martini Allergie Centrum voor Kinderen Groningen, mede namens  NVD netwerk Diëtisten Alliantie Voedselovergevoeligheid (DAVO).

 

Aangepast op 17 juli 2015

 

Naar begin   pagina


 

Voedselovergevoeligheid pdf

kinderen en volwassenen

 

Voorkeursmoment voor verwijzing naar de diëtist: 

 

  • indien diëtistisch onderzoek, vooral betreffende de diagnostiek, gewenst is. De belangrijkste onderdelen hiervan zijn:
    • beoordeling van de voeding op volwaardigheid
    • in kaart brengen van de relatie tussen voeding en klachten
    • samenstellen diagnostisch eliminatie dieet
    • begeleiding bij de eliminatie-provocatieprocedure.
  • indien aanpassing(en) van de voeding nodig zijn
  • indien er problemen zijn met vervangingsproducten en/of dieetpreparaten
  • bij vragen van de patiënt. 

 

Relevante gegevens voor de diëtist: 

  • diagnose: (verdenking) voedselovergevoeligheid (voedselallergie en niet allergische voedselovergevoeligheid)met, indien mogelijk, vermelding van (verdachte) voedingsmiddelen (allergenen/triggers), eventuele comorbiditeit/differentiaal diagnose
  • symptomen met ernst en frequentie:
    • gastro-intestinale klachten zoals braken, kolieken, buikpijn, misselijkheid, krampen, diarree en obstipatie, maar ook het orale allergiesyndroom
    • dermatologische verschijnselen zoals verergering van constitutioneel eczeem, urticaria, jeuk, exantheem (erythemateuze rash), angio-oedeem
    • luchtwegklachten zoals astma, allergische conjunctivitis, allergische rhinitis
    • andere klachten/verschijnselen zoals anafylactische shock en voedselweigering of aversie (in de meeste gevallen is meer dan 1 orgaansysteem betrokken bij de reactie)
  • laboratoriumgegevens/immunologisch onderzoek:
    • bloedonderzoek: totaal IgE, specifiek IgE voor voedingsmiddelen, inhalatieallergenen, zoals pollen en latex (in verband met eventuele kruisallergie)
    • huidtesten: priktesten (HEP en/of prick-to-prick), plaktesten (SAFT)
  • interpretatie van de uitkomsten per allergeen, waarbij de klinische relevantie doorslaggevend is voor eliminatie.
  • medicatie: antihistaminica, cromoglycaten, corticosteroïden, luchtwegverwijders en epiferine (adrenaline)
  • overig: 
    • risicoprofiel (aanwezigheid van een atopische aandoening in het verleden of heden en/of één of meer 1e graadsfamilieleden met een atopische aandoening).


Doelstelling behandeling diëtist:

  • bijdrage leveren aan de diagnostiek van voedselovergevoeligheid
  • verminderen van de symptomen
  • het niet onnodig beperken van de voedselinname, eventueel voorstel voor herintroductie of provocatie van verdachte allergenen/triggers
  • het leren vermijden van het betreffende allergeen
  • handhaven/bereiken van een volwaardige en leeftijdsadequate voeding
  • bijdrage leveren aan de kwaliteit van leven.


Dieetkenmerken: 

diagnostische fase

 

  • diagnostische eliminatie of beperking van verdachte voedingsmiddelen en zo nodig inpassen van vervangende (dieet)producten en/of dieetpreparaten
  • provocatie (open of dubbelblinde) en/of herintroductie (bulk of in opklimmende hoeveelheid)

behandeling

  • therapeutische eliminatie of beperking van allergenen/triggers waarvoor voedselovergevoeligheid is aangetoond
  • waarborgen volwaardige en leeftijdsadequate voeding (eventueel suppletie van vitaminen, mineralen, spoorelementen en enzymen)
  • informatie over voedingsmiddelen die de betreffende allergenen/triggers bevatten en zo nodig inpassen van vervangende dieetpreparaten, zoals:
    • algemene informatie omtrent voedselovergevoeligheid
    • dieetinformatie
    • etikettering
    • praktische informatie

Behandeltijd:

  • zorgniveau 3, zie ‘werkwijze diëtist’.

Bijzonderheden: 

  • een therapeutisch eliminatiedieet dient regelmatig geëvalueerd te worden aangezien voedselovergevoeligheid van voorbijgaande aard kan zijn, zich kan uitbreiden (kruisallergie) en bovendien zal bij een kind in de groei de voedingsbehoefte wijzigen
  • www.pollennieuws.nl (d.m.v. beeld en geluid duidelijke uitleg omtrent luchtwegallergie en bovengenoemde onderzoeken).

 

Bronnen:

Turnbull JL, Adams HN, Gorard DA. The diagnosis and management of food allergy and food intolerances. Alimentary Pharmacology and Therapeutics 2015: 41: 3-25.

 

Kneepkens, dr C.M.F. eindredactie Werkboek Kinderallergologie.VU-University Press; 2014.

 

Derksen, J.W.M., Gerth van Wijk, R., Smithuis, L.O.M. Het Allergieboek. Bohn, Stafleu van Loghum; 2010

 

Merkun-Wieland HG, Sutter D.D. Hulp bij het stellen van de diagnose voedselovergevoeligheid: de diëtist uw voedingsspecialist. Nederlands Tijdschrift voor Allergie&Astma 2012: 12: 16-19.

 

Venter C, Laitinen K, Vlieg-Boerstra B. Nutritional aspects in diagnosis and management of food hypersensitivity - the dieticians role. Journal of Allergy 2012: article ID 269376: 11 pages.

 

dieetbehandelingsrichtlijn: “Allergische Voedselovergevoeligheid bij volwassenen en kinderen vanaf 1 jaar”, van Uitgevers 2010

De actualisering van Voedselovergevoeligheid bij kinderen en volwassenen is gerealiseerd door Berta Beusekamp, diëtist Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) en Nederlands Astmacentrum Davos en Sacha Visser, diëtist Allergologie Praktijk Arnhem; beiden mede namens de Diëtisten Alliantie Voedselovergevoeligheid (DAVO)

 

Naar begin   pagina

http://www.artsenwijzer.info/site/media/streepje.gif